top of page

 

 

 

 

 

Trametes of processen voor en van een schilder


Zo zeker als de kortste weg tussen twee punten
een rechte is, is de rechte weg de meest
vervelende. Het variabele van een kronkelweg
daarentegen opent andere perspectieven en
betekenissen. Zoals het zicht op een stafkaart
een beeld geeft van een infrastructuur, een
delicate skeletarmatuur, zo is het werk van
deze kunstenaar doorvlochten van natuurlijke
structuren. Structuren die verder worden
opgedeeld in patronen waardoor het geheel
constructief begrijpelijk wordt. Geen kubistisch
geometrische orde, maar de orde van de natuur
zelf engageert deze schilder. Geen plattegrond
van rasterarchitectuur zoals een doorsnee
Amerikaanse stad, maar de loop van een rivier
inspireert hem; het natuurlijk geordende; liever
een vuile afgebladderde wand dan een nette
bakstenen muur.
Het is immers de natuur die de kunstenaar
leert, de manier waarop ze tewerk gaat om
vlekken en tracés te vormen, om de nervatuur
van een boomblad voort te brengen, om één en
al gelijkenis te zijn. Voor de kunstenaar is de
observatie van de natuur een instrument voor
het heruitvinden en het ontwikkelen van een
eigen cultuur. De kunstenaar grijpt naar de
ruimte van motieven die ogenschijnlijk reeds
lang op een ontwaken lagen te wachten. Vanuit
het halfdonker van herinneringen aan
wandelingen en observaties in de natuur weekt
zich keer op keer een gestructureerd teken los
dat zich heeft ontdaan van het anekdotische.
Via het schijnsel van de herinnering vormt dit
motief een moment van plastische helderheid
en stabiliteit. Het wordt een distillaat van
hetgeen het belangrijk en dierbaar maakt.

De artistieke en architectonische structuur van
deze motieven doet eer aan de gedachte dat de
natuur het ultieme creatieve brein is achter alle
kunstenaars en de diverse kunststijlen. De

natuur creëert immers een logica en functionali-
teit die via biologische noodzaak leidt tot de

meest optimale visuele vorm. De elementen
uit de natuur geven zich als het ware over aan
de creatieve krachten waaruit ze zelf
ontstaan.
De schilderijen van Nico De Guchtenaere
worden reflecties van zo een structuur. Via het
schilderen probeert hij motieven te benoemen
en te deduceren tot een schriftmatige
uitdrukking. Ze worden de gedefinieerde
wereld van zijn verbeelding en krijgen een
nieuwe betekenis. En net zoals in een gedicht
wordt die betekenis niet meer vast
omschreven, ze zweeft enigszins. en dwingt
tot associaties. Deze schilder gebruikt z’n
eigen natuurlijke historie om deze botanische
structuren als een vorm van architectuur in een
nieuw idee van schoonheid te gieten.
Voor Nico De Guchtenaere stralen deze
motieven een door de natuur gegenereerde
gevoelswaarde uit, wordt hij gesensibiliseerd
en ent hij het ritme van deze natuur op de
impulsen van z’n penseelstreken.

Hij gebruikt cellulaire concepten, noten-
bolsters, ‘trametes’, saprofyten en diverse

vormen van zaaddozen, als gegeven, als
inspiratie voor z’n schilderijen. Het is de
metafoor voor datgene dat zowel staat voor
iets doods als voor iets dat opleeft. Het zijn
sporen van datgene dat nog niet volledig is
vergaan; sporen van datgene dat voeding
geeft aan een volgend bestaan; datgene dat
de grens van leven en dood verlegt, datgene
dat aan een permanent proces van
gedaanteverwisseling onderhevig is. Sporen
ook van het inblazen van leven door middel
van schilderen.
De natuur symboliseert hier de ode aan het
vergankelijke leven en de hergeboorte. Het is
een verassende gedachte, maar het leven
hangt af van de dood, levende dingen, inclusief
wijzelf kunnen alleen maar ontstaan uit de
resten van dode dingen. Atomen, de
bouwstenen van het leven, worden constant
hergebruikt. Ze gaan van dood naar leven en

weer terug. Het is een logisch fluïdum.
Trametes of elfenbankjes zorgen dat linine,
een heel taaie molecule aanwezig in hout,
moleculair kan worden gedemonteerd.
De trametes staan hier voor de regenererende
kracht van de natuur, de natuur die zichzelf
voortdurend vernieuwt aan de hand van
diezelfde bouwsteentjes. De natuur die maakt
dat iets dat geleefd heeft terug gebruikt wordt
om nieuw leven op te bouwen, die alles terug in
de grote cyclus van ontstaan en vergaan
brengt. Het gaat dus niet alleen over natuur,
maar ook over verbindingen, synapsen die alles
bij elkaar houden, voeden en doen afsterven.
Op planafdrukken van kerncentrales monteert
Nico De Guchtenaere elementen uit deze
cyclus en aan de hand van sjabloon technieken
geeft hij later gestalte aan de bouwsteentjes.
Het afbeelden van deze vormen is een
surrogaat, geënsceneerd door de kunstenaar.
Hij plant de elementen telkenmale in een
picturale vitaliteit. Niet alleen de ingepakte
vruchten, maar ook de gecamoufleerde
vruchtskeletten inspireren als aandeel. In deze
werken van wordt veel door de armatuur
gezegd. Het is het aangezicht van een
oorsprong zonder zelf oorsprong te zijn - het is
een echo, een schematisch idee betreffende
structuren van primaire elementen uit de
natuur. Het zouden vormen kunnen zijn,
analoog aan het onbewuste, de vorm van een
avontuur binnen de ongekende wereld van de
psyche. Deze structuren worden zo middelen
om de vorm te analyseren en in onderdelen
bespreekbaar te maken. Ze herinneren ons
eraan dat schoonheid nog altijd mogelijk is en
dat het verleden altijd leeft in het innerlijke
‘eigen zelf’.
Nico De Guchtenaere maakt quasi gewone
dingen schilderkundig tot bijzondere dingen.
Het geeft aan dat als de schilderkunst voorop
staat zij eenvoudige dingen een grote betekenis
kan verlenen.
Zo inventariseert hij ook een poos de sporen
nagelaten door de larven van de spintkever. Hij
slaat die dingen op waar mensen doorgaans
aan voorbijgaan. Het schriftbeeld van deze

lineaire schriftuur wordt gebruikt om te
conserveren. Dit ‘behouden’ en registreren
wordt binnen het groeiproces een verloop, een
voortduren. Het verdwijnen wordt weer een
verschijnen.
Nu en dan worden oplossingen uit een serie
werken samengevat in één slotwerk. We zien
dan een overzicht van beeldmotieven en hun
schilderkunstige verworvenheden. Ze worden
nu eens organisch opgesomd, dan weer strikt
naast elkaar gerangschikt zoals het
operatiemateriaal van de chirurg.
De werken vragen gelezen te worden als
narratieve abstracties, verwijzend naar de
levenscyclus van organismen, en naar de
ontwikkeling van schilderijen. We kijken hier
naar beelden van een biologisch groeien, of het

proces van schilderijen maken: van de ver-
schillende technieken, van hevig aan-gebrachte

impasto tot delicaat weggewassen partijen.
Via mengsels van pigmenten doorheen de verf,
kunnen we genieten van een presentatie
sedimenten die het motief een schrandere
individualiteit meegeven. Nico De Guchtenaere
overschildert veelvuldig bepaalde partijen zodat
een picturale oppervlakte ontstaat die
interfereert met de schrale verfhuid van andere
delen. Laag na laag verdwijnen vormen en
worden andere geboren. De transparanties van

de verflagen geven inzicht in de ontstaans-
geschiedenis van het schilderij; het is als het

ware een beeld in wording. Het is de cadans
van het creëren waarbij het teken gaat baden in
de weidse bescherming van een gevoelige en
meevoelende ruimtelijkheid. Het duel met
het schilderij wordt veelal zichtbaar gelaten:
hoe de ruimte wordt bedwongen, hoe wordt
vernietigd, hoe terug wordt opgebouwd, en hoe
het schilderij uiteindelijk z’n eigen weg heeft
gezocht. De herinnering aan vorm dicteert hier
dan de juiste lijnen en een eigen innerlijke
harmonische stilering.
Het zijn die lijnen die een contour worden van
een lichaam of die geheel autonoom voor een

ritmepatroon zorgen. Ingeperkt door zeld-
zaamheid situeren ze zich in een middenveld

van landschappelijke fantasieën, strakke,
maar ook organische luchtpartijen,
wandelwegen, volumes geboomte en lege
strandhorizonten. De poses van deze
lichamen worden zo in eigenlijke
landschappen vervat en mobiel gemaakt met
picturale aureolen.
Ongebruikelijke mengtechnieken activeren
bepaalde pigmenten aanwezig in
onderliggende
lagen weer opnieuw op het bovenste
oppervlak. Alsof ze de verfmassa doorstralen,
worden zelfs onderhuidse structuren op deze
manier subtiel naar voor gehaald. Hier en
daar duiken ze op, elders zinken ze meer
weg. Het is een manier van werken die bedekt
en blootlegt. Het maakt deel uit van de
sereniteit, de mystiek en het mysterie.
Soms wordt de commentaar op het gegeven
met meer berusting uitgesproken. De
structuur van de lijnen op het
schilderoppervlak is dan minder vloeiend
maar eerder constructief van aard. Het
onderzoek van bewegingen en verbeelding in
de verschillende interpretaties komt tot een
volwassen consensus. Nico De Guchtenaere
vindt een perfecte balans tussen dit
progressief uitzuiveren van deze aan de
werkelijkheid ontleende hybride vormen en
een consequente experimenteerijver met de
materie in de vorm van de collage.
In grote werken op papier wordt een
gelijkaardig beeld telkenmale herwerkt.
Vertrekkende vanuit een zeker centraal
gegeven lopen tal van lijnen naar de randen
van het beeldvlak. Op dit traject ontmoeten ze
tal van vormpjes die als luchtbelletjes naar
boven neigen. Een enkele lijn is geschilderd,
andere zijn gekrast, doch de meeste zijn uit
papier gesneden en radiërend naast elkaar
gekleefd. Ze worden emotionele tekens in een
grotere ruimte. Soms blijven er enkel
contouren en silhouetten over, gehanteerd als
een sjabloon, of als om zichzelf bewegende
lijnen. De lineaire netwerken tonen hierbij de
directe beweging van de groeiende formaties.
De lijnen worden segmenten van een
symmetrische ordening die opgaat in een

soort imaginaire uitbreiding. De meer open
vlakken kunnen daardoor projectievlakken
worden; oorden waar de subjectieve beelden
van de toeschouwer kunnen worden onder
gebracht.
Vanuit zijn interpretatie van de natuur ontwikkelt
deze schilder geen puur abstracte kunst, maar
een abstracte en zeer materiële transformatie

van z’n expressionistisch tem-
perament. Zijn iconografie suggereert een

nieuwe betekenis, ze dient de constante
herinnering aan een esthetisch bewustzijn.
De werken van Nico De Guchtenaere kunnen
worden gezien als meditatie omtrent het
natuurlijke van kunst maken, omtrent de fysieke
en mentale activiteit van de mens. Er is een
voortdurend spel van opponenten in deze
werken: tussen de innerlijke en de uiterlijke
wereld, tussen het zichtbare en het verhulde;

tussen traditionele schilderkunstige ex-
pressiviteit en postmoderne strategieën. Het is

een manier van reflecteren over het creatieve
proces door de natuurlijke wereld, en het
natuurlijk gegroeide, te evoceren als een
proces van kracht, een proces van leven,
sterven en wedergeboorte. De organische
vormen staan dus als het ware metafoor voor
de eigen artistieke evolutie, als een meditatie
omtrent het natuurlijke van kunst maken,
omtrent de fysieke en mentale activiteit van de
mens.

bottom of page